Suriname en Curaçao:
de Nederlandse killing fields?
5de Editie | 18 JANUARI 2022
De West-Indische Compagnie (1621-1792)
Een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een monopolie op de overzeese handel in het door de Staten-Generaal vastgestelde octrooigebied; met name de trans-Atlantische driehoekshandel op West-Afrika, de Cariben en Noord- en Zuid-Amerika.
Suriname en Curaçao: de Nederlandse killing fields?
De rol van Rotterdam in de (voormalige) koloniën van het koninkrijk der Nederlanden. Alex van Stipriaan, Nyanga Weder en Rajiv Bhagwanbali leggen op hedendaagse manier uit hoe de Slavenij heeft plaats gevonden.
Maandelijks worden studenten van Albeda, Zadkine, Hogeschool Rotterdam en andere geïnteresseerden in Theater Zuidplein bijgepraat door historici over het Rotterdamse koloniale en slavernijverleden. Onder leiding van Hasna El Maroudi is er volop gelegenheid voor een inspirerende dialoog met de zaal maar ook via deze site of op tv via Open Rotterdam kunt u de collegetour volgen of terugkijken.
Afleveringen gemist?
5a. Suriname en Curaçao: de Nederlandse killing fields?
Alex van Stipriaan: ‘Ook gewone Rotterdammers verdienden een boterham aan het slavernijsysteem’
Alex van Stipriaan is historicus en hoogleraar Caraïbische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij opent zijn college door het belang van woordgebruik te benadrukken. “Dat is heel erg belangrijk als je met elkaar praat en discussieert over het slavernijverleden of het koloniale verleden. En met name over hoe dat nu beleefd wordt en hoe dat nu doorwerkt.” Hij legt uit dat hij bewust niet spreekt over ‘de Oost’ en ‘de West’. “Ik vind dat soort termen heel koloniaal, want heel erg eurocentristisch. Bovendien vind ik het heel erg neerbuigend en denigrerend om een gebied alleen maar aan te duiden met een windrichting.”
In zijn college noemt Van Stipriaan drie kwesties waar het vaak over gaat in de discussies over slavernij. Zoals het idee dat mensenhandel en slavernij iets was van een kleine groep kooplieden en regenten waar ‘de gewone Rotterdammer’ niets mee te maken had. Daarnaast dat sommige mensen denken dat slavernij iets was dat ver buiten Nederland plaatsvond en ten derde de notie dat slavernij er vroeger bijhoorde en mensen niet beter wisten.
1 op de 4
Middels een veelvoud aan voorbeelden toont Van Stipriaan aan dat de betrokkenheid van Rotterdammers overal in de stad terug te vinden was. Een korte rekensom laat zien dat naar schatting 1 op de 4 Rotterdammers een link had met slavernij. Hij noemt onder andere de mensen die bij de Rotterdamse firma’s werkten, hun familieleden, de mensen die op de werkplaatsen werkten waar bijvoorbeeld tabak werd verwerkt, de slepers, havenarbeiders, knechten in de pakhuizen en de scheepsbouwers.
“Rotterdam was de grootste tabaksverwerker en tabakshandelaar van Nederland en voor een groot deel van Europa”, schetst Van Stipriaan. “En die tabak kwam niet uit een van de Nederlandse slavenkolonien maar kwam uit Noord-Amerika. En die werd niet alleen met Nederlandse schepen hier naartoe gebracht, maar ook met Engelse en Franse schepen en schepen van andere nationaliteiten. Daaruit blijkt dat Rotterdam niet alleen bezig was met de slavernij van Nederland, maar ook van andere koloniale mogendheden zoals Engeland en Frankrijk.”
Bestuur
Ook het bestuur van de stad was actief betrokken bij de koloniale handel. Zo zaten de regenten van de stad niet alleen in het stadsbestuur, maar ook in andere besturen. Van Stipriaan noemt onder meer het bestuur van de Rotterdamse afdeling van de WIC en het bestuur van grote verzekeringsmaatschappijen waar schepen en scheepsladingen werden verzekerd.
“Die mannen kwamen elkaar dus voortdurend tegen in de stad”, legt hij uit. “Ze beconcurreerden elkaar maar sloten ook verbanden met elkaar. Ze speelden elkaar ook de bal toe als dat uitkwam. En nog belangrijker, ze werden familie van elkaar. Ze trouwden in elkaars families om hun belangen veilig te stellen, om het kapitaal dat ze verzameld hadden veilig te stellen en om de onderlinge banden te versterken.”
Van Stipriaan laat een stamboom zien met namen van grote bekende handelsfamilies die met elkaar trouwden en zo hun kapitaal vermenigvuldigden. “Dat is één familie en je ziet de tonnen rondvliegen, je ziet de miljoenen rondvliegen en het heeft allemaal te maken met investeringen in de slavernij. Geen van die mannen, vrouwen of kinderen heeft ooit voet aan wal gezet in een van de koloniën. Dat deden ze allemaal hier vanuit Rotterdam.”
Schattingen
Er waren ook groepen in de stad die de slavernij wel van dichtbij hadden gezien. “Dat waren natuurlijk de zeelui en soldaten die bij duizenden naar de kust van Afrika zijn gegaan om daar de forten te bemannen”, aldus Van Stipriaan. Daarnaast noemt hij ongeveer 20 afro-Rotterdammers die tussen 1600 en 1850 als bedienden waren meegekomen. “Zij waren het levende voorbeeld van de Rotterdamse aanwezigheid in de slavernij.”
De schatting van het aantal betrokken Rotterdammers kan volgens Van Stipriaan misschien wel worden bijgesteld naar 1 op de 3 stadsgenoten. “Het zijn schattingen. Ik kan het niet helemaal zeggen, maar het geeft aan hoeveel Rotterdammers bij het systeem betrokken waren. Al die mensen, ook deze gewone Rotterdammers, verdienden allemaal een boterham aan het slavernijsysteem.”
Van Stipriaan sluit zijn college af met een namenlijst van tot slaaf gemaakte mensen, opgesteld door Rotterdamse ondernemers. “Zij waren tot op het kleinste niveau op de hoogte, omdat het om handel en productie ging en omdat de tot slaaf gemaakte mens als een handelsproduct werd gezien”, legt hij uit. “Een heel groot deel van wat ik als historicus heb kunnen reconstrueren over slavernij komt uit de administraties van deze handelsfirma’s. Dus wat ik nu weet, wisten zij dubbel.”
5b. Suriname en Curaçao: de Nederlandse killing fields?
Rajiv Bhagwanbali: ‘History didn’t start with slavery’
History Matters wordt gemaakt in samenwerking met studenten van Zadkine, Albeda en Hogeschool Rotterdam. Student Devi wil van Alex van Stipriaan weten hoe de geschiedenis van de slavernij tegenwoordig zichbaar is in Rotterdam. “Die is het meest zichtbaar door de aanwezigheid van afro-Rotterdammers”, antwoordt hij. “Een op de acht Rotterdammers heeft voorouders die ooit in slavernij hebben geleefd. Daarbij zijn ook de Kaapverdianen meegerekend wier voorouders niet onder de Nederlanders, maar wel in slavernij hebben geleefd in dat trans-Atlantische systeem.”
Contractarbeid
Door het beantwoorden van de vraag ‘Wie is je vader, wie is je moeder?’ vertellen Nyanga Weder en Rajiv Bhagwanbali hoe het slavernijverleden van Nederland ook onderdeel is van hun familiegeschiedenis. “Dat is meteen een hele goede vraag en ook meteen waarom ik mezelf echt zie als iets van de doorwerking van die geschiedenis in het hier en nu”, reageert Weder. “Mijn vader is in Suriname geboren wat destijds nog steeds een kolonie was van Nederland en mijn moeder, als afro-Surinaamse vrouw, is in Rotterdam geboren in de jaren ‘60 omdat mijn oma in de jaren ‘50 naar Nederland kwam om hier te helpen met de wederopbouw. Zo dichtbij kan dat zijn.”
De ouders van Bhagwanbali zijn geboren in Suriname en waren kinderen van landbouwers die door contractarbeid naar Suriname waren overgebracht. “Dat is eigenlijk de hack die de kolonies hadden om slavernij voort te zetten toen het niet meer mocht volgens de wet”, legt Bhagwanbali uit. Bij hem thuis werd er echter niet op die manier over gesproken. “Daar kwam ik pas op latere leeftijd achter. Ons werd verteld dat contractarbeid geen slavernij was. En het is ook anders omdat er echt wel verschillen in zitten maar het was geen pretje.”
Van Stipriaan legt uit dat systemen, zoals het slavernijsysteem, veranderen door verloop van tijd. “Slavernij in 1600 was ook niet hetzelfde als slavernij in 1800. Contractarbeid is bijna een soort van organische overgang naar weer een nieuw systeem.”
Strijd
Van Stipriaan legt uit dat de raciale apartheid in het systeem van contractarbeid minder rigide was dan in de periode van slavernij, omdat het om verschillende groepen ging. De manier om de groepen te beheersen en te overheersen was door ze tegen elkaar uit te spelen. Over die doorwerking bij de huidige generaties maakte Bhagwanbali de NTR-documentaire ‘Tot kafri’s en koelies gemaakten’.
“De uitspraak ‘waar twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen’ voel ik heel erg”, aldus Bhagwanbali. Hij legt uit dat de twee groepen hebben geleerd om niet met elkaar te praten. “En dat generaties lang. En die plantage-eigenaar denkt: ‘ja man, money’. En dat is heel erg triest, want dat gaat zich ook intergenerationeel uiten in politieke partijen, bedrijvigheid en ondernemerschap.”
Bhagwanbali geeft aan dat de spanning tussen afro-Surinamers en Hindoestanen binnen zijn generatie veel minder voelbaar is dan bij de generatie van zijn ouders. Volgens Van Stipriaan is dat precies wat je van die geschiedenis van onderdrukking kunt leren. “Want je kunt ook strijden”, stelt hij. “Je hoeft dat gedrag niet over te nemen en je hoeft niet te kopiëren wat de mensen voor je hebben gedaan.”
Weder maakt de kanttekening dat voor strijd wel kennis nodig is. “Maar wie bezit die kennis? Als heel veel mensen bepaalde dingen niet weten, hoe weet je dan waartegen je moet strijden? Hoe weet je dat bepaalde dingen, die je met de paplepel meekrijgt, eigenlijk niet juist zijn? Het is nu eenmaal zo dat je van huis uit bepaalde dingen voor waar aanneemt. Dus wie moet die filter zijn?”
Trots
El Maroudi vraagt wat Weder en Bhagwanbali de Rotterdammers van nu willen meegeven. “Dat die geschiedenis overal zit”, aldus Weder. Als voorbeeld noemt ze populaire videoclips waarin mooie vrouwen vaak licht getint of wit zijn. “Dat je mensen er bewust van maakt dat het in zulke kleine dingen kan zitten en in de termen die gebruikt worden. Wat zijn de verhalen daarachter? Wat zijn de beelden die we zien?”
Bhagwanbali sluit zich hierbij aan, maar benadrukt dat het ook belangrijk is dat mensen kunnen kiezen met wie ze zich identificeren. “We kunnen het hebben over de verschrikkelijke tijd en dat moet. Maar history didn’t start with slavery”, stelt hij. “In die geschiedenis van de verschillende culturen is veel rijkdom en heel veel moois waar je eigenlijk supertrots op kan zijn. Ik wens de jongeren toe dat ze geïnspireerd raken door de verhalen waarmee ze zich ook kunnen identificeren.”
5c. Suriname en Curaçao: de Nederlandse killing fields?
Alex van Stipriaan: ‘Slavernij was een bijna industrieel georganiseerd systeem gebaseerd op racisme’
Van Stipriaan begint zijn college bij het begin, namelijk door uit te leggen wat de kern is van slavernij. Hij beschrijft slavernij als een toestand waarin een mens het eigendom is van een ander mens. De tot slaaf gemaakte mens moet werken, krijgt daar niet voor betaald en heeft geen rechten, maar plichten. De bezitter kan in hoge mate zelf bepalen wat hij met z’n slaaf gemaakte eigendom doet.
Hoewel Van Stipriaan spreekt van de ‘tot slaaf gemaakte mens’, legt hij uit dat deze persoon in het Nederlandse systeem werd gezien als een roerend goed bij wet, oftewel een ding zonder identiteit of eigenheid. “Tegelijkertijd wordt in slavernij van dat ‘roerende goed’ nou juist dingen verwacht die alleen mensen kunnen doen. Dat is de grote tegenstelling binnen de slavernij. Alleen een mens kan taken verrichten die een slaaf gemaakte moest doen.”
Brazilië
Het slavernijsysteem dat de Nederlanders hanteerden in Suriname en op de Caribische eilanden kwam voort uit de ervaring die in de periode vanaf 1630 werd opgedaan in Noordoost-Brazilie. “Het systeem van plantageslavernij bestond daar al”, legt Van Stipriaan uit. “Dat was daar al ontwikkeld in de 16e en 17e eeuw door Portugezen. Een stukje van Brazilië werd veroverd door Nederland en daar hebben ze het overgenomen van de Portugezen.”
Waar in Brazilië de focus alleen op suiker lag, werd er in Suriname en in de buurkoloniën, die nu het huidige Guyana vormen, ook koffie, cacao en katoen verbouwd. “En ieder product vraagt om een eigen vorm van slavernij. De kern blijft bestaan, maar het arbeidsritme, de zwaarte van de arbeid, die verschilt per product”, aldus van Stipriaan.
De situatie in Caribisch Nederland was ook anders. Op Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba was nauwelijks sprake van een plantage-economie. Daar werden vooral schepen bevoorraad en werd er handel gedreven richting Europa. Van Stipriaan: “Dat betekent dus dat de scheepvaart daar heel erg belangrijk was en dat slaaf gemaakten bij grote aantallen ook gebruikt werden op die schepen binnen de Caribische regio. Dat is weer een heel andere vorm van slavernij dan bijvoorbeeld op de plantages.”
Verdeel en heers
Aan de hand van een fragment uit zijn boek ‘Rotterdam in slavernij’ maakt Van Stipriaan duidelijk hoe er met tot slaaf gemaakte mensen werd omgegaan en hoe fysiek geweld werd toegepast. Hoewel geweld de kern was van slavernij, ging het niet alleen om fysiek geweld. Psychisch geweld was minstens zo belangrijk om het systeem draaiende te houden. “Dat is onder andere waar ook het principe van ‘verdeel en heers’ toebehoort”, legt hij uit.
Van Stipriaan beschrijft een systeem van segregatie waarin wit alle rechten had en zwart alleen plichten. “Verraad werd beloond. Strijd en opstand werden gestraft. Mensen werden tweeënhalve eeuw lang tegen elkaar uitgespeeld. Dat is verdeel en heers en dat is psychische slavernij.”
Na verloop van tijd kregen tot slaaf gemaakte vrouwen kinderen van witte mannen en ontstonden er mixen tussen zwart en wit. Huidskleur bepaalde hoe hoog iemand in de hiërarchie stond. “Dat werd allemaal keurig bijgehouden. Er werd een systeem gemaakt”, aldus van Stipriaan. “Dat is wat de Atlantische slavernij zo uitzonderlijk maakt. Het was een bijna industrieel georganiseerd systeem gebaseerd op racisme dat tegelijkertijd in belangrijke mate aan de wieg heeft gestaan van de westerse moderne samenleving.”
Dramatisch
History Matters werkt samen met studenten van Albeda, Zadkine en Hogeschool Rotterdam. Aan het einde van de uitzending was er ruimte voor vragen. Student Bilal wil weten wat het effect was van kolonisatie op de inheemse bevolking. “Dramatisch”, aldus Van Stipriaan. “Op Curaçao zijn ze domweg getransporteerd, dan wel verdreven of vermoord. In Suriname hetzelfde verhaal. Naar de marge van de samenleving verdreven of diep het binnenland in gedreven, dan wel in een oorlog verslagen en voor een deel vermoord. Dat is de geschiedenis van alle inheemse volken in de Amerika’s.”
5d. Suriname en Curaçao: de Nederlandse killing fields?
Verzet
Ook als Bhagwanbali zelf kunst maakt, voelt het als verzet. “We leven nu in een land waar fondsen en instellingen zijn. Daar kun je aanvragen doen en dan moet je voldoen aan bepaalde voorwaarden. Maar wie bepaalt wat kunst is en wat die voorwaarden zijn?”, vraagt hij. “Dat komt vanuit een bepaalde invalshoek. Een witte invalshoek die bepaalt wat waardevol is, maar al die andere verschillende invalshoeken uit verschillende culturen die hele andere voorwaarden stellen aan kunst, worden niet meegenomen in het toekennen van waarde.”
Nyanga knikt en grijpt terug op het college van Van Stipriaan. “Wat mij is bijgebleven, is dat door de slavernijgeschiedenis identiteiten zijn gestript en dat mensen die ergens hebben achtergelaten. In Afrika en in India en van daaruit met minder culturele bagage ergens anders zijn terechtgekomen”, licht ze toe. “Maar inderdaad, dans en muziek, dat zijn zaken die ze wel hebben kunnen meenemen.”
Van Stipriaan vindt het belangrijk om te benadrukken dat er een constante poging is geweest om mensen van hun identiteit te strippen, maar dat dit nooit is gelukt. Hij geeft een voorbeeld: “Als ik jou verplaats naar Peru, dan ben je nog steeds Nyanga. Ook al ziet een Peruaan jou heel anders. En die noemt jou misschien Juanita, maar jij weet voor jezelf dat je Nyanga heet. Zo is dat toen ook geweest. Mensen hebben hun eigen cultuur behouden of ontwikkeld achter die opgelegde cultuur.”
Taal
In het college van Van Stipriaan in deel 1 van deze aflevering benadrukt hij het belang van taalgebruik. El Maroudi wil weten hoe Weder en Bhagwanbali hiernaar kijken. Weder geeft aan het een mooie beweging te vinden, maar vindt het jammer dat nog niet iedereen om is. “Er zijn genoeg televisiezenders die aangeven waarom ze kiezen voor het woord ‘wit’ en niet voor ‘blank’. Het zit langzaamaan steeds meer in de media, maar ergens mist er iets waardoor het niet echt in de bevolking doorsijpelt. Daar is iets meer voor nodig.”
Ook Bhagwanbali vindt woordgebruik belangrijk en kiest bewust voor ‘tot koelie gemaakt’ en ‘tot slaaf gemaakt’. “Dat klinkt misschien een als een mondvol en van ‘waarom doe je zo moeilijk?’ Ik doe zo moeilijk omdat het om een persoon gaat. Het is een mens. Dat moet je waarderen.”
Verhalen
Woordgebruik komt ook terug in het NTR-programma ‘Tot kafri’s en koelies gemaakten’ waarin Bhagwanbali de verschillen tussen afro-Surinamers en Hindoestanen onderzoekt. Hij maakt sentimenten van racisme en discriminatie bespreekbaar en duikt in de overeenkomsten en verschillen in de koloniale geschiedenis van de twee groepen. “Ik denk dat er meer ruimte gemaakt moet worden zodat de verschillende groepen kunnen luisteren naar elkaar”, stelt Bhagwanbali. “Het voelt soms als een soort strijd over wie het meeste leed heeft gehad maar het is geen wedstrijd. Daar zou ik graag meer tijd aan willen besteden. Hoe kunnen we op een soort ontwapenende manier echt naar elkaar luisteren? Als ik jouw pijn respecteer en het erken dan denk ik dat we dichterbij elkaar kunnen komen.”
Ook Weder ziet ruimte voor het delen van verhalen. Als voorbeeld geeft ze de manier waarop de collectie van het Wereldmuseum in Rotterdam tentoongesteld wordt. “In de collectie van Wereldmuseum heb je schaamschortjes. Het is heel mooi dat dit in zo’n expo staat met een tekstbord, maar het gaat leven als iemand vanuit de marroncultuur kan vertellen over de rituelen die daarbij horen.”
Van Stipriaan merkt op dat je aan het Nederlandse woord ‘schaamschortje’ kunt zien hoe belangrijk taal is. Weder heeft wel een oplossing: “Het eigen woord gebruiken en dan uitleg erbij: ‘een stukje stof dat je voor de privédelen draagt’. Dat is eigenlijk de beste oplossing.”
Deel deze aflevering: