Hoe duur was de nootmuskaat?
3de Editie Collegetour | 16 NOVEMBER 2021
De Vereenigde Oostindische Compagnie (1602-1800)
Een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een monopolie op de overzeese handel tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het gebied ten oosten van Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat Magellaan.
De Vereenigde Oostindische Compagnie
In editie #3 zijn te gast: Wim Manuhutu, Reggie Baay en Jowi Len
De eerste grootschalige betrokkenheid vanuit de Republiek in slavernij en slavenhandel in Azië wordt toegelicht door Wim Manuhutu. Historicus, erfgoedprofessional, schrijver en ouddirecteur van het Moluks Historisch Museum en gespecialiseerd in de geschiedenis van Indonesië. Reggie Baay is gespecialiseerd in de koloniale en postkoloniale literatuur en geschiedenis. Hij focust zich op het Nederlandse koloniale verleden en de manier waarop de impact doorwerkt, niet alleen op de oudere generaties maar ook op de generaties van nu. Intermezzo door Jowi Len, visual en spoken word artist.
3a. Hoe duur was de nootmuskaat?
Wim Manuhutu: ‘Geen zaken zonder oorlog, dat was eigenlijk een soort slogan voor de VOC’
Wim Manuhutu is als historicus en erfgoed-professional gespecialiseerd in de geschiedenis van Indonesië. El Maroudi vraagt hem hoe het komt dat veel mensen bij slavernij aan het Atlantisch gebied en Afrika denken, terwijl het aantal totslaafgemaakten in Azië een stuk groter was. “Een hele belangrijke oorzaak is dat de VOC nog heel lang de reputatie had van een handelsorganisatie”, legt Manuhutu uit. “Terwijl de WIC (West-Indische Compagnie, red.) werd gezien als het armere broertje van die VOC en direct werd geassocieerd met handel in tot slaaf gemaakten. Dat heeft ons beeld bepaald.”
Geweld
Dat de VOC meer deed dan handeldrijven, wordt duidelijk in het college van Manuhutu. “Als je kijkt naar die VOC, dan zie je dat vanaf het eerste begin in de oprichtingspapieren staat dat de VOC het monopolie heeft op de handel in Azië, dat die VOC verdragen mag sluiten met andere vorsten, dat het een eigen leger heeft, dat het forten mag bouwen en dat het ook bestuur mag uitoefenen. Dus eigenlijk zou je kunnen zeggen dat die VOC een soort van ministaat was.”
De VOC was ook een instrument in de oorlog tegen Spanje en Portugal en daarin was de Nederlandse staat volgens Manuhutu ‘meedogenloos pragmatisch’. “Als ze in Azië te maken kregen met machtige rijken zoals in China of in Japan, wilden ze zich heel graag aanpassen. Dus op de knieën voor de keizer als er maar handel kon worden gedreven. Maar als het nodig was in de ogen van de VOC, dan schroomde men helemaal niet om grootschalig geweld toe te passen.”
Als voorbeeld geeft Manuhutu het geweld dat is gebruikt om een handelsmonopolie te krijgen op nootmuskaat op de Banda-eilanden. ‘Geen zaken zonder oorlog’, dat was eigenlijk een soort van slogan voor die VOC”, aldus Manuhutu. “Dus vreedzaam als het kan. Niet omdat men zo vreedzaam was, maar vreedzaam was goedkoper. Maar als het nodig was, dan ging echt de beuk erin.”
Zodra de Banda-eilanden onder controle zijn, richt de VOC er een plantage-samenleving in waar tot slaaf gemaakte mensen moeten zorgen dat er winst wordt gemaakt met nootmuskaat. “Een paar decennia later wordt op een andere plek op de Molukken grootschalig oorlog gevoerd waardoor ook de kruidnagel in de handen komt van de VOC”, vertelt Manuhutu. “Dat betekent eigenlijk dat als je naar Amsterdam gaat, maar ook naar Rotterdam, dat een deel van de rijkdom van de Republiek eigenlijk afkomstig is van, en met bloed is betaald, van mensen in de Molukken.”
Ethische politiek
Vanaf 1901 krijgt het koloniale beleid in Nederlands-Indië een andere insteek. Nederland zette beleidsmatig de ‘ethische politiek’ in met als doel de lokale bevolking ‘te vormen en te ontwikkelen. Manuhutu:’ “Die ethische politiek zegt eigenlijk: ‘wij zijn de baas over deze mensen, want ze zijn net als kinderen, kunnen niet goed voor zichzelf zorgen en wij gaan deze mensen ontwikkelen.’ Dat is natuurlijk vanuit een heel erg superioriteitsbesef en het is denk ik heel goed dat we daar tegenwoordig heel kritisch naar kijken.”
Manuhutu maakt duidelijk dat er in Indonesië allang anders naar deze geschiedenis wordt gekeken en dat daar ook over geschreven is. “Het is belangrijk om te beseffen dat het niet alleen maar witte mensen zijn die over donkere mensen schrijven, maar dat donkere en gekleurde mensen wel degelijk de pen hebben beetgepakt om zich te verzetten tegen dat koloniale bewind.” Volgens Manuhutu is het belangrijk dat historici in Indonesië maar ook de postkoloniale diaspora gehoord worden. “Ik denk dat die een heel belangrijke rol en stem hebben in dat verhaal, want het is het verhaal van heel Nederland.”
Molukken
History Matters wordt gemaakt in samenwerking met studenten van Zadkine, Albeda en Hogeschool Rotterdam. Student Nischenka wil van Manuhutu weten welke plaats in Zuidoost-Azië het meeste last heeft gehad van de VOC en waar die invloed nog steeds voelbaar is. “Ik denk toch de Molukken”, reageert hij. “De bevolking is echt met een flink aantal procenten afgenomen en samenlevingen zijn helemaal in de war geschopt.”
Hij legt uit dat dit ook de grote Christelijke bevolkingsgroep verklaart. “Wat je veel later ziet, is dat de Nederlandse koloniale overheid die Christenen uit de Molukken gaat gebruiken als onderwijzer, ambtenaar, maar ook als soldaat. Je kunt eigenlijk zeggen dat wat de VOC is begonnen in de 17e eeuw er ook toe heeft geleid dat hier in Nederland nu zo’n grote Molukse gemeenschap is.”
3b. Hoe duur was de nootmuskaat?
Historische figuren
In een kort college neemt Baay de geschiedenis door aan de hand van een aantal historische figuren. Zo noemt hij Gerard Reynst, gouverneur-generaal van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in 1615. “Waarom ik hem laat zien, is omdat ik tijdens mijn onderzoek een brief van deze man tegenkwam aan de Heren Zeventien (het centrale bestuur van de VOC, red.)”. In de brief die Baay beschrijft, vraagt Reynst toestemming om nog enkele duizenden tot slaaf gemaakten in te kopen die nodig zouden zijn om nieuwe vestigingen te bouwen. “Dus heel expliciet bewijs van, niet alleen dat ze werden gebruikt en werden gekocht, maar dat de Heren Zeventien hier in de republiek ervan wisten en hun toestemming gaven.”
Baay geeft aan dat er nauwelijks portretten van tot slaaf gemaakte mensen uit Nederlands-Indië zijn. Een uitzondering is Untung Surapati, te zien op een schilderij van Jacob Coeman dat tegenwoordig in het Rijksmuseum hangt. Op het schilderij staat het gezin van VOC-koopman Pieter Cnoll geportretteerd met op de achtergrond een jonge Surapati. “Hij is een van de eersten geweest die als tot slaaf gemaakte grootschalig verzet heeft geleid tegen de VOC”, vertelt Baay. “Surapati kwam volgens de bronnen van Bali. Op een gegeven moment heeft hij weten te vluchten en heeft hij met andere gevluchte tot slaaf gemaakten een soort leger gevormd en verzet gepleegd tegen de VOC.”
Het verzet van Surapati was redelijk succesvol. “Hij is op een gegeven moment zelfs tot vorst gekroond in Oost-Java. Uiteindelijk heeft hij het leven moeten laten in de strijd met de VOC”, vult Baay aan. “En dat is het opmerkelijke; in de Nederlandse bronnen wordt hij een verrader genoemd. Een verrader omdat hij in opstand kwam tegen de VOC. Een hele andere manier dan hoe er in Indonesië naar hem wordt gekeken. In Indonesië is hij een nationale held.”
Studenten
History Matters wordt gemaakt in samenwerking met studenten van Albeda, Zadkine en Hogeschool Rotterdam. Een van de studenten wil van Baay weten of hij verschil merkt in hoe er tegenwoordig gekeken wordt naar de straatnamen en figuren die een grote rol speelden in de koloniale geschiedenis. “Gelukkig wel. Het is wel echt iets van de laatste jaren pas”, reageert hij. “Er was ook veel verzet in het begin van ‘je mag er niet aankomen.’ En dat is heel raar, want mensen kunnen geen goede argumenten geven voor waarom we die verering van Jan Pieterszoon Coen zoals dat heel lang is geweest, waarom we dat toch in een ander daglicht moeten zien.”
Baay is blij dat er een kentering gaande is. “En wat ik heel erg belangrijk vind, is dat we over al die straatnamen en standbeelden uit dat verleden die symbool staan voor dat eventuele roemrijke verleden, dat we daar vraagtekens bij gaan zetten en informatie over gaan geven. Dat we in ieder geval zichtbaar maken dat er een andere werkelijkheid onder zit. Die moeten we weten en dan kunnen we een oordeel vellen.”
Deel deze aflevering: